ziekenfondskas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zie·ken·fonds·kas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziekenfonds zn en kas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekenfondskas | ziekenfondskassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het kapitaal dat een ziekenfonds tot haar beschikking heeft om ziektekosten te betalen
- ▸ Zorgverzekeraars betalen op dit moment een keer per maand de rekeningen van ziekenhuizen. Vanaf volgend jaar is het echter de bedoeling dat ziekenhuizen pas aan het eind van een behandeling (een zogeheten diagnose–behandel–combinatie, of dbc) een rekening indienen. Voor de ziekenfondsen is dat geen probleem, dat geld komt uit de ziekenfondskas. Maar bij particuliere verzekeraars ligt dat anders.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'ziekenfondskas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “’Financieel probleem particuliere zorgverzekeraars’” (28-09-2004), Reformatorisch Dagblad