zeulen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeu·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voortslepen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1667 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zeulen |
zeulde |
gezeuld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zeulen
- inergatief ~ met: met inzet van grote inspanning iets dragend rondlopen
- Hij zeulde de hele dag met een zware zak schoenen.
- overgankelijk iets met grote inspanning verplaatsen
- Ze zeulden de koffers de trap op.
Vertalingen
2. iets met grote inspanning verplaatsen
Gangbaarheid
- Het woord zeulen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeulen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "zeulen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be