zetten samen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zet·ten sa·men
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenzetten |
zetten (...) samen
- meervoud tegenwoordige tijd van samenzetten
vervoeging van |
---|
samenzetten |
zetten (...) samen
- meervoud verleden tijd van samenzetten
- Wij zetten samen.
- Jullie zetten samen.
- Zij zetten samen.
- Wij zetten samen.
Gangbaarheid
- Het woord zetten samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.