• zer·stör·te
  • Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel zer-

zerstörte

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van zerstören

zerstörte

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van zerstören
    «Ein Erdbeben zerstörte die Stadt Tiberias.»
    Een aardbeving verwoestte de stad Tiberias.

zerstörte

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van zerstören

zerstörte

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van zerstören