Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·nuw·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zenuwcentrum zenuwcentra
zenuwcentrums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zenuwcentrumo

  1. (anatomie) knooppunt binnen het orgaan dat de signalen voor gewaarwordingen en bewegingen verwerkt
  2. (figuurlijk) plaats van waaruit de coördinatie plaatsvindt
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen