zendtoestel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zendtoestel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɛntustɛl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- zend·toe·stel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zendtoestel | zendtoestellen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zendtoestel o
- apparaat waarmee radioberichten kunnen worden uitgezonden
- ▸ Hollandse jongens, in Engeland opgeleid, werden in Nederland als geheime agenten neergelaten. Ze vielen in Duitse handen. De Duitsers gebruikten hun zendtoestel en hun code. Hun opvolgers vangen was toen geen kunst meer.[2]
Synoniemen
- bakkie [1]
- radiozender [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'zendtoestel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “In de schaduw van gisteren. Kroniek van het verzet 1940-1945.”, 10e druk (1995), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 903511521X, p. 208/209