Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ont·plooi·ing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfontplooiing zelfontplooiingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zelfontplooiingv

  1. op eigen houtje de eigen vermogens verder ontwikkelen
    • Hij bevorderde zijn zelfontplooiing door veel te reizen en te lezen. 

Gangbaarheid