Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·moord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘suïcide’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731 [1]
  • samenstelling van  zelf  en  moord  . Vermoedelijk is het woord een letterlijke vertaling van het Duitse Selbstmord, wat op zijn beurt een leenvertaling is van het Laatlatijnse suicidium. Het klassiek Latijn kende geen afzonderlijk woord voor zelfmoord [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfmoord zelfmoorden
verkleinwoord zelfmoordje zelfmoordjes

Zelfstandig naamwoord

de zelfmoordv / m

  1. handeling waarbij men een einde maakt aan zijn eigen leven
    • Aantal zelfmoorden stijgt naar recordhoogte. [3] 
    • ‘Mijn grootste angst was dat als ze me zouden terugvinden, ik zou verdwijnen’, klinkt het. Ze verwachtte dat de autoriteiten de kamer zouden binnenvallen en haar ontvoeren. Ze overwoog zelfs om zelfmoord te plegen. ‘Daarom schreef ik een afscheidsbrief. Ik had besloten dat ik zelfmoord zou plegen als ik gedwongen werd om terug te keren.’ [4] 
  2. (figuurlijk) een handeling die zeer slecht voor iemand zelf is
     In dat licht betekent investeren in Xinjiang zelfmoord voor bedrijven, zo waarschuwt Wuttke. "Dat is niet meer uit te leggen", zegt hij. "We staan onder grote druk van al onze stakeholders, met als nachtmerriescenario een consumentenboycot. Ik hoop dat de Chinese autoriteiten ook snappen dat de publieke opinie in onze thuismarkt een belangrijke rol speelt in hoe wij onze bedrijven hier leiden."[5]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen