Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·bak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfgebakken
verbogen
partitief zelfgebakkens

Bijvoeglijk naamwoord

zelfgebakken

  1. door bakken in eigen keuken vervaardigd
    • Hij kwam met een heerlijke zelfgebakken taart aanzetten. 

Gangbaarheid