Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeil·vloot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeilvloot zeilvloten
verkleinwoord zeilvlootje zeilvlootjes

Zelfstandig naamwoord

de zeilvlootv / m

  1. (scheepvaart) het geheel van zeilschepen waarover men beschikt
    • In de 19e eeuw werd de zeilvloot geleidelijk vervangen door de opkomst van de stoomboot. 

Gangbaarheid