Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ge·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zegeboog zegebogen
verkleinwoord zegeboogje zegeboogjes

Zelfstandig naamwoord

de zegeboogm

  1. een boog opgericht om de zege te vieren.

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be