Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zalf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘smeersel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zalf zalven
verkleinwoord zalfje zalfjes

Zelfstandig naamwoord

de zalfv / m [3]

  1. (farmacologie) smeerbare massa om op de huid aan te brengen verkrijgbaar bij drogisterij of apotheek
  2. welriekend olieachtig smeersel, gebruikt bij plechtigheden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zalven

zalf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zalven
    • Ik zalf. 
  2. gebiedende wijs van zalven
    • Zalf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zalven
    • Zalf je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen