Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakencentrum zakencentra
zakencentrums
verkleinwoord zakencentrumpje zakencentrumpjes

Zelfstandig naamwoord

het zakencentrumo

  1. een deel van het centrum van een stad waar een hoge concentratie aan bedrijven en kantoren gevestigd is
    • Vroeger was dit het zakencentrum, maar nu ligt dat verder naar het westen. 

Gangbaarheid