Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·com·pu·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakcomputer zakcomputers
verkleinwoord zakcomputertje zakcomputertjes

Zelfstandig naamwoord

de zakcomputerm

  1. een klein formaat computer die met een hand vast te houden is
    • De zakcomputer past in mijn binnenzak. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be