Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zacht·moe·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zachtmoedigheid zachtmoedigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zachtmoedigheidv

  1. de mate van zachtaardig zijn
    • Zijn zachtmoedigheid werd behoorlijk op de proef gesteld. 

Gangbaarheid