zaalhuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zaal·huur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaal en huur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaalhuur | zaalhuren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- de huur die betaald moet worden voor een zaal
- De zaalhuur werd contact voldaan en niet via digitale overmaking, wat erg raar was.
Gangbaarheid
- Het woord zaalhuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zaalhuur" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be