Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaag·sel·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaagselkop zaagselkoppen
verkleinwoord zaagselkopje zaagselkopjes

Zelfstandig naamwoord

de zaagselkopm

  1. (scheldwoord) benaming voor iemand die weinig onthoudt, niet goed nadenkt of niet slim is
    • Je bent een zaagselkop! 

Gangbaarheid