Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·pacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaadpacht zaadpachten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zaadpachtv / m

  1. het pachten van een stuk land waarbij de pacht moet worden voldaan in een bepaald deel van de oogst
    • In de Middeleeuwen was zaadpacht een gebruikelijk verschijnsel. 

Gangbaarheid