wulpsheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wulps·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wulpsheid | wulpsheden |
verkleinwoord | wulpsheidje | wulpsheidjes |
Zelfstandig naamwoord
- het wulps zijn, de zinnelijkheid
- Daartoe aangespoord door de kerkenraad, maakte de rechter aan deze 'bandeloze wulpsheden' een einde.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord 'wulpsheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wulpsheid" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Paul Hellmann 28 december 1990
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be