Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wo·ning·zoe·ken·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woningzoekende woningzoekenden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de woningzoekendev / m

  1. iemand die op zoek is naar een woning

Bijvoeglijk naamwoord

woningzoekende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van woningzoekend