Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wo·ning·toe·zicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woningtoezicht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het woningtoezichto

  1. het toezicht houden op een of meerdere woningen

Gangbaarheid