Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wolfs·kers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wolfskers -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wolfskersv / m

  1. (plantkunde) (medisch) Atropa belladonna   plant waarvan vooral de bessen zeer giftig zijn die echter in geringe dosering medische toepassingen heeft
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen