Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woes·tijn·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woestijnbewoner woestijnbewoners
verkleinwoord woestijnbewonertje woestijnbewonertjes

Zelfstandig naamwoord

de woestijnbewonerm

  1. mens, dier of plant die woonachtig is in de woestijn
    • Een donkere man met kort gekapt grijs haar en de vormloze gewaden van een woestijnbewoner liep naar voren.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen