Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wit·gloei·end
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen witgloeiend
verbogen witgloeiende
partitief witgloeiends

Bijvoeglijk naamwoord

witgloeiend [1]

  1. van een metaal dat het zo heet is dat het een wit licht uitstraalt
     Het is geen orgasme, maar een witgloeiend mes dwars door je pens.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen