winterweer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: winterweer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- win·ter·weer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winter en weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winterweer | - |
verkleinwoord | winterweertje | winterweertjes |
Zelfstandig naamwoord
het winterweer o
- (meteorologie) koud weer zoals dat in de winter voorkomt.
- Het winterweer bleef tot in maart.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord winterweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.