winteruitverkoop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- win·ter·uit·ver·koop
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van winter en uitverkoop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winteruitverkoop | winteruitverkopen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de winteruitverkoop m
- een gelegenheid in de winter waarbij tegen gereduceerde prijzen de oude voorraad aan de man gebracht wordt