winkeldiefstal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- win·kel·dief·stal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winkel en diefstal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkeldiefstal | winkeldiefstallen |
verkleinwoord | winkeldiefstalletje | winkeldiefstalletjes |
Zelfstandig naamwoord
de winkeldiefstal m
- de daad van het stelen van goederen uit een winkel
- Veel winkeldiefstallen worden gepleegd door het winkelpersoneel.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de daad van het stelen van goederen uit een winkel
Gangbaarheid
- Het woord winkeldiefstal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winkeldiefstal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be