Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wind·waarts
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

stellend
onverbogen windwaarts
verbogen windwaartse
partitief windwaarts

windwaarts

  1. naar de windzijde, aan de windzijde

Bijwoord

windwaarts

  1. naar de windzijde, aan de windzijde

Gangbaarheid