winden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- win·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wikkelen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- van het Middelnederlands winden, woorden als wenden en wandelen hebben een verwante herkomst [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
winden |
wond |
gewonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
winden
- overgankelijk een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
- Kan jij dat touw om die paal winden?
Hyponiemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Er geen doekjes om winden
er voor uit komen zonder er om heen te draaien / direct zijn, de al dan niet onprettige waarheid zeggen
- Iemand om zijn/haar vinger (kunnen) winden
alles van iemand gedaan kunnen krijgen of alles mogen
Vertalingen
1. een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
Zelfstandig naamwoord
de winden mv
de winden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord winde
Gangbaarheid
- Het woord winden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "winden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ winden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- van het Protogermaans *windan- en *wandon
Werkwoord
winden