Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wild·par·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wildparkeren
parkeerde wild
wildgeparkeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

wildparkeren

  1. inergatief (verkeer) (juridisch) je vervoermiddel tijdelijk achterlaten op een plaats die daar niet voor bestemd is (meestal om kosten of inspanning te vermijden)
     De gemeente waarschuwt bezoekers dat het festivalverkeer zich zal gaan mengen met het gebruikelijke forensenverkeer op vrijdag. De gemeente heeft veel straten afgesloten om wildparkeren te voorkomen.[1]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Grote verkeersdrukte rond Pinkpop verwacht” (29 mei 2008) op nu.nl