Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·soep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnsoep wijnsoepen
verkleinwoord wijnsoepje wijnsoepjes

Zelfstandig naamwoord

de wijnsoepv / m

  1. (kookkunst) soep gemaakt met wijn
     Daar stond in het onderste rek het halve flesje vodka dat Zwanet eens in de zoveel maanden gebruikte om voor haar ouders, wanneer die te gast waren, de stroganoffsaus of de Russische wijnsoep op smaak te brengen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen