Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijd·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitwijden

wijdden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitwijden
    • Wij wijdden uit. 
    • Jullie wijdden uit. 
    • Zij wijdden uit. 

Gangbaarheid