Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wi·fi·net·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wifinetwerk wifinetwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wifinetwerko

  1. (informatica) een draadloos netwerk voor computers en het internet over korte afstanden
     De vier wilden op 13 april het wifinetwerk van de OPCW in Den Haag hacken. En dat was gelukt, als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) er geen stokje voor had gestoken.[1]
     Een groter probleem was er voor de site waarop gemeenten subsidie aan konden vragen om een openbaar wifinetwerk aan te leggen. Ook die site werd offline gehaald. De inschrijving voor gemeenten opent in het najaar opnieuw, op een nieuwe website.[2]
     President Obama is niet tevreden over het wifinetwerk in het Witte Huis. Dat zei hij in een interview met CBS.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “We hadden ze en lieten ze gaan: waarom werden de spionnen niet vastgezet?” (05-10-2018), NOS
  2.   Weblink bron “Te veel Europeanen geven mening over zomertijd, site ligt plat” (06-07-2018), NOS
  3.   Weblink bron “Obama klaagt over wifi Witte Huis” (08-02-2016), NOS