Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wer·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gooien’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
werpen
wierp
geworpen
klasse 3 volledig

Werkwoord

werpen [3] [4] [5] [6]

  1. overgankelijk met een krachtige zwaai van de arm iets uit de hand naar iets of iemand heen laten gaan
    • Hij wierp de bal naar de andere kant van het veld. 
     Gespannen zette ik mijn tent op: om mezelf af te leiden en dieren af te schrikken begon ik hard te fluiten en ik wierp af en toe een blik op de brede vallei onder me.[7]
  2. overgankelijk (van zoogdieren) ter wereld brengen, baren
    • In de melkveehouderij laat de boer zijn melkkoeien regelmatig jongen werpen, zodat de moederkoeien melk blijven geven. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]

Verwijzingen