Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·vi·sum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkvisum werkvisums
werkvisa
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het werkvisumo

  1. document dat een buitenlander het recht geeft in een land te zijn en daar te werken
    • Maar Pyongyang heeft geld, geduld én voet aan de grond in Europa. Koreakenner Remco Breuker is bezorgd. „Waar ik koud van word, is dat de chemicus die bij de moord op Kim Jong-nam betrokken was, in Maleisië verbleef op hetzelfde werkvisum dat we ook in de EU bij Noord-Koreanen zien. Arbeiders die op zo’n visum hierheen komen, zijn allemaal door het regime gestuurd. Het is onmogelijk om te zien of daar iemand tussen zit met een valse identiteit. Het is onder het Schengenverdrag voor zo iemand wel heel makkelijk om iets te doen voor Noord-Koreaanse inlichtingendiensten. Daar maak ik me echt wel zorgen over.”[1] 
    • Aan het casten van de perfecte Hannah ging een moeizame weg vooraf. Uiteindelijk stuitte schrijver/producent Brian Yorkey op Langford, die thuis in Perth via Skype auditie deed. „Na een aantal dagen belde hij me weer”, vertelt de actrice. „Hij zei: ’Het goede nieuws is dat je de rol hebt. Het slechte nieuws is: het gaat alleen maar door als je binnen tien dagen een werkvisum voor de Verenigde Staten weet te regelen.” Daar staat gemiddeld zo’n zes weken voor, maar de Australische kreeg het voor elkaar. Pas vlak voor de eerste take ontmoette ze haar tegenspeler Dylan Minnette.[2] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf SILVAN SCHOONHOVEN EN MARCEL VINK 01 apr. 2017
  2. de Telegraaf 29 mrt. 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be