werkloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | werkloos | werklozer | werkloost |
verbogen | werkloze | werklozere | werklooste |
partitief | werkloos | werklozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
werkloos [1]
- zonder baan zijnd
- werkeloos, niets doend, niets verrichtend, niet werkend
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord werkloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkloos" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
stellend | attributief |
---|---|
werkloos | werklose |
Bijvoeglijk naamwoord
werkloos