welter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wel·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welter | welters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de welter m
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
welteren |
welter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welteren
- Ik welter.
- gebiedende wijs van welteren
- Welter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welteren
- Welter je?
Gangbaarheid
- Het woord welter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.