Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weid af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afweiden

weid (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweiden
    • Ik weid af. 
  2. gebiedende wijs van afweiden
    • Weid af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweiden
    • Weid je af? 

Gangbaarheid