Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegspelen
speelde weg
weggespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

wegspelen

  1. (sport) (spel) overgankelijk in het spel verre overtreffen, van het bord of van het veld spelen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be