weggooizakdoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weg·gooi·zak·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weggooizakdoek | weggooizakdoeken |
verkleinwoord | weggooizakdoekje | weggooizakdoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de weggooizakdoek m
- een zakdoek om slechts één keer te gebruiken en daarna weg te gooien
- De man gebruikte een weggooizakdoek om zijn neus te snuiten.