Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·dro·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegdromen
droomde weg
weggedroomd
zwak -d volledig

Werkwoord

wegdromen [1]

  1. onovergankelijk afstand nemen van de de realiteit door zich te laten meeslepen door prettige fantasieën

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen