Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wed·strijd·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wedstrijdloper wedstrijdlopers
verkleinwoord wedstrijdlopertje wedstrijdlopertjes

Zelfstandig naamwoord

de wedstrijdloperm

  1. (sport) een sporter die aan een wedstrijdmarathon.
    • Een uur nadat de eerste wedstrijdloper over de finish was gekomen, kwamen de laatste recreatieloper over de finish. 
Antoniemen

Gangbaarheid