Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • web·mas·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iemand die een website onderhoudt’ voor het eerst aangetroffen in 1996 [1]
  • Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud meervoud
naamwoord webmaster webmasters
verkleinwoord webmastertje webmastertjes

Zelfstandig naamwoord

de webmasterm

  1. (beroep) (informatica) iemand die een website ontwerpt en/of beheert
    • Indien u een fout op de website gevonden heeft, dient u de webmaster hierover te berichten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
webmaster webmasters

Zelfstandig naamwoord

webmaster

  1. (informatica) webmaster.


Spaans

enkelvoud meervoud
webmaster webmasters

Zelfstandig naamwoord

webmaster m

  1. (informatica) webmaster.