Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·zig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wazigheid wazigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wazigheidv

  1. slecht zichtbaarheid alsof er een nevel voor hangt
  2. (figuurlijk) onduidelijkheid als gevolg van vage uitingen
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen