Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wat·teer

Werkwoord

vervoeging van
watteren

watteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van watteren
    • Ik watteer. 
  2. gebiedende wijs van watteren
    • Watteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van watteren
    • Watteer je?