Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·pijp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterpijp waterpijpen
verkleinwoord waterpijpje waterpijpjes

Zelfstandig naamwoord

de waterpijpv / m

  1. leiding waardoor water loopt
  2. rookgerei voor tabak of hasj, waarbij de rook door water wordt geleid
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be