wasser
Nederlands
Niet te verwarren met: Wasser |
Uitspraak
Woordafbreking
- was·ser
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van wassen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasser | wassers |
verkleinwoord | wassertje | wassertjes |
Zelfstandig naamwoord
de wasser m
- (beroep) iemand die wast
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bordenwasser, gaswasser, glazenwasser, goudwasser, kannenwasser, lijkenwasser, luchtwasser, ruitenwasser, zakkenwasser
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wasser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wasser" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ wasser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be