Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·gunst
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de wangunstv

  1. jaloers zijn op wat een ander heeft
     De kleine eerzuchtige zag met wangunst den vreemdeling, zooals men den Israeliet nog zoo gaarne ten onzent wil noemen, groote zaken tot stand brengen, tot welker ontwerp zelf zijn beperkter brein niet bij machte was.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Biografie zonder hoofdpersoon” (8 januari 2002), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be