wagon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·gon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spoorwagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1835 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wagon | wagons |
verkleinwoord | wagonnetje | wagonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
de wagon m
- (spoorwegen) een spoorvoertuig voor het vervoer van goederen
- De goederen werden in de wagons geladen.
- bij uitbreiding: ieder spoorvoertuig, niet zijnde een locomotief
- Deze trein bestaat uit een locomotief met zestien wagons.
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
1. een voertuig dat deel uitmaakt van een trein
Gangbaarheid
- Het woord wagon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wagon" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "wagon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wagon | wagons |
Zelfstandig naamwoord
wagon
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
wagon | le wagon | wagons | les wagons |
Zelfstandig naamwoord
wagon m