waarzegde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waar·zeg·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
waarzeggen |
waarzegde
- enkelvoud verleden tijd van waarzeggen
- Ik waarzegde.
- Jij waarzegde.
- Hij, zij, het waarzegde.
- Ik waarzegde.
vervoeging van |
---|
waarzeggen |
waarzegde